Begrippen
Hieronder staan de nog niet toegelichte begrippen of begrippen die we nog extra uitleggen.
De aardkorst is niet glad als een biljartbal, maar vertoont reliëf. --> hoogteverschillen in het landschap.
Er zijn vier vormen van reliëf:
- Hooggebergte: meeste toppen hoger dan 1500m
- Middelgebergte: meeste toppen tussen 500m en 1500m
- Heuvelland: meeste toppen tussen 200m en 500m
- Laagland: het is vrijwel overal lager dan 200m
Door de hoogteverschillen zijn er hellingen. Die kunnen dus ook voorkomen in laagland. Alleen zijn de hoogteverschillen daar nooit erg groot.
Een gebied met weinig of geen reliëf is een vlakte. Als zo'n vlak gebied lager ligt dan 500m, het een laagvlakte. Boven 500m heet het een hoogvlakte of plateau.
Convergent: Hetzelfde als plaatbeweging naar elkaar toe.
Dubbelseizoen: Een gebied kent 2x (of meerdere keren) per jaar een piek in het aantal toeristen.
Interglacialen: Tussen de glacialen door warmde het klimaat op aarde dan weer enkele graden op.
Löss: Heel fijn zand - (kleiner dan zand, groter dan klei) zeer vruchtbaar.
Divergent : Platen/schollen die uit elkaar bewegen.
Transform: Platen/schollen die langs elkaar bewegen.
Ijskap:
Fjorden: Trogdalen aan zee die zijn volgelopen met zeewater.
Verblijfsaccommodaties: Gebieden met massatoerisme zijn helemaal ingericht voor het toerisme. In de eerste plaats zijn er voorzieningen van onderdak, met een ander woord verblijfsaccommodatie.
Maak jouw eigen website met JouwWeb